BLOG: Smaken verschillen, ook onder aaseters
20-08-2019|DOOR
Daar loop ik dan ’s ochtends vroeg op de Veluwe samen met een medestagiaire van ARK Natuurontwikkeling op zoek naar het reekadaver dat door een groep wilde zwijnen uit het zicht van de cameraval is getrokken. Het kadaver is nergens meer te bekennen. Wel vinden we het kadaver van een vos, neergelegd door de boswachter van het gebied.
Tegenwoordig zijn er nauwelijks nog grote kadavers in de Nederlandse natuur te vinden. Wilde grazers verdwenen uit het natuurbeeld toen wildernis landbouwgrond werd en wetgeving bepaalde dat dode landbouwdieren zo snel mogelijk moeten worden opgeruimd. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw werken natuurorganisaties in Europa eraan om het aanbod van grote kadavers in de natuur structureel te verbeteren. In Nederland geeft ARK Natuurontwikkeling kleine en grote kadavers weer een plek in de natuur. In het verkeer doodgereden wild wordt daarvoor naar de dichtstbijzijnde natuurgebieden gebracht. Hierdoor blijven de voedingsstoffen van de kadavers in dezelfde voedselkringloop. Op die manier zorgt het project Dood doet Leven er voor dat talrijke aaseters hun voedselbron terugkrijgen.
Tijdens mijn afstudeerstage heb ik onderzoek gedaan naar de invloed van kadavers in de natuur op de gewervelde aaseters die er voorkomen. Uit onderzoek in het buitenland was al duidelijk dat niet alle dode dieren op dezelfde manier worden benut. Dat verschilt per diersoort, of ook wel kadavertype. Omdat nog niet bekend was of het verschil in kadavertype ook in Nederland een rol speelt in de aantrekkingskracht op verschillende gewervelde aaseters, heb ik dit met behulp van cameravalbeelden onderzocht. Is het aantal gewervelde diersoorten dat van een kadaver profiteert bijvoorbeeld afhankelijk van het soort dode dier dat er ligt?
Steenmarters
Voor dit onderzoek heb ik gekeken naar kadavers van beverrat, das, ree en wild zwijn. In totaal zijn er voor het onderzoek 1662 cameravalbeelden gebruikt. Deze beelden zijn gemaakt tussen 2013 en 2019 in de natuurgebieden Landgoed de Hamert (in Nationaal Park De Maasduinen), Nationaal Park de Meinweg, het Wijffelterbroek in Limburg en de Valkenhorst in Noord-Brabant. De beelden zijn allemaal gemaakt met een cameraval, die reageert op beweging en lichaamswarmte, en bij waarneming van activiteit een video opneemt van 60 seconden. Per opname heb ik vervolgens gekeken welke diersoorten er op de beelden te zien zijn, en welk primair (grootste deel van de tijd in de video) en secondair gedrag het dier vertoont. Daarnaast is er gekeken naar het ontbindingsstadium waarin het kadaver zich op dat moment bevond, waarbij onderscheid is gemaakt in drie ontbindingsstadia (de zogenaamde ‘bloated stage’, ‘active decay’ en ‘advanced decay’).

Er kwamen veel verschillende gewervelde diersoorten op de kadavers af, waaronder buizerd, vos, wild zwijn en marter. Opvallend was dat het percentage diersoorten dat van een kadaver at en/of materiaal verzamelde tijdens het eerste ontbindingsstadium bij alle vier de kadavertypes het laagst is. Daarnaast viel het op dat het totale aantal diersoorten dat van het wild zwijn-kadaver profiteerde slechts 18% was van het totale aantal dieren dat op de beelden te zien is, terwijl dit bij de andere drie kadavertypes (beverrat, das en ree) rond de 70% lag.
Geconcludeerd kan worden dat er inderdaad een verschil is in het aantal diersoorten dat profiteert van de verschillende kadavertypes. Er profiteerden namelijk meer verschillende diersoorten van reekadavers dan van de kadavers van de beverrat, das en wild zwijn. Toch waren ook de beverratkadavers erg populair. Hoewel hier minder verschillende diersoorten op af kwamen, kwamen namelijk wel de meeste dieren (in aantal) van de beverratkadavers eten.
Naast het uitvoeren van mijn eigen onderzoek heb ik meerdere keren mee mogen helpen bij onderzoeken van andere ARK-stagiaires in verschillende natuurgebieden. Hier heb ik veel leuke nieuwe mensen leren kennen die mij op hun beurt weer meer konden leren over hun vakgebied. Ik vond het dan ook erg leuk om op deze manier met ARK kennis te maken.
Ivessa Akkermans, student Biologie, Voeding & Gezondheid op Aeres Hogeschool Almere