Blog: De Maashorst, Ruimte voor dialoog
18-05-2017|DOOR
Om 10 uur ’s ochtends verzamelen we bij het huis van Jan en José van der Velden, met de okergele en donkergroene kozijnen, aan de rand van natuurgebied de Maashorst. Jan opent de deur. Ook aanwezig zijn vogelaarster Mignon van den Wittenboer en bosbeheerder Maurice van Doorn. Het is nog fris, met een lichte motregen. ‘Nou, we smelten er gelukkig niet van’ zegt Maurice. We gaan op pad.
Na tien minuutjes loopt het bosweggetje tot een eind. Daar waar je vroeger door kon lopen, dwars de natuur in, staat nu een hek, betreurt José. In 2016 zijn de wisenten in de Maashorst geïntroduceerd. Hun wengebied van zo’n 200 hectare is afgezet met stroomdraad. ‘Op deze manier kan de wisent aan de mens wennen, en de mens evengoed aan de wisent’ herinner ik me van een van mijn eerste excursies bij ARK. Maurice zoekt het sleuteltje van de poort.
De wisent geldt als aanleiding voor deze ochtend: Jan en José zien de wisent liever gaan dan komen. Zij zijn met hun anti-wisent-petitie de spreekbuis voor het uit het dorp Zeeland afkomstige protest tegen de wisent. Mignon heeft namens Vogelwacht Uden een voorpetitie georganiseerd. Zelfs met borden zijn zij bij het raadhuis van Schaijk gaan staan om de wisent te verdedigen. ‘Wij zijn niet bang’ en ‘It’s not the end for the wisent’ luidden hun leuzen. Toen Jan, José en Mignon elkaar troffen tijdens het gebruikersoverleg in gemeentehuis Oss besloten zij er, onder begeleiding van Maurice, een excursie aan vast te knopen. De kwestie zou op die manier nog eens bepraat kunnen worden, in nabijheid van de dieren waar het allemaal over gaat.

Niet dat de excursie alleen de wisent betreft, die samen met de exmoor pony en de tauros de grote grazers van het gebied vormen. Tijdens de wandeling bespreekt het groepje talloze diersoorten. Reeën, salamanders, dassen, mieren, hazen, vogels: welke zijn de afgelopen jaren afgenomen, welke toegenomen – hun waarnemingen in het veld zijn scherp en gebaseerd op jarenlange kennis van het gebied. Jan en José weten van alles aan te wijzen op de grond en Mignons gehoor voor vogels is feilloos. Met name één soort in het bijzonder maakt dat ik vandaag ook aanwezig ben: De mens.
In mijn studie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie, die zich toespitst op het gedrag van groepen mensen, ben ik uit interesse voor natuurbeleid in Nederland terechtgekomen bij ARK Natuurontwikkeling. ARK heeft mij een stageonderzoek toegewezen in de Maashorst, waar mijn veldwerk zich afgelopen maanden voltrok. Beeldvorming en belangen zorgen ervoor dat verschillende groepen verschillend denken over de grazers. Met name de wisent heeft geleid tot twijfels en vragen. Ik onderzoek deze ideeën en gevoelens onder het bredere mom van ‘de ervaringen’ van bezoekers en omwonenden.
Zijn het immers niet ook die ‘subjectieve natuurervaringen’ waar Wouter Helmer, een van de oprichters van ARK Natuurontwikkeling, bijna 30 jaar geleden al over repte? In zijn essay Filosofie van de Nacht (1989) pleitte hij voor een nieuwe benadering van natuurbescherming, waarbij niet slechts de logische argumenten in acht worden genomen, maar ook de persoonlijke ervaringen van mensen. Daar waar wetenschappelijke objectiveringen immers afstandelijk kunnen zijn, leidt de integratie van gevoel en zintuigelijke waarnemingen tot meer betrokkenheid. Niet alleen op ecologisch of biologisch vlak is natuurontwikkeling belangrijk en interessant, ook biedt de natuur talloze elementen die zich in het maatschappelijke denken en handelen vertalen als prikkelend, contrasterend en waardevol. Bovendien, en dat is waar ik als cultureel antropoloog inspring, is natuurontwikkeling niet los te denken van haar culturele context.
20 à 30 jaar geleden was de Maashorst nog, zoals Maurice het benoemt ‘maïskolf en landbouw’. Destijds liep hij er, net als ik nu, rond als stagiair. Jan en José halen herinneringen op over hun oude auto, waarmee ze, op de plek waar we nu door het hoge gras wandelen, langs de akkers reden. Het land van de boeren is in deze Noord-Brabantse regio alom vertegenwoordigd, maar op deze 3500 hectare ziet het er inmiddels toch iets anders uit. ‘Ik vind het wilder, ik vind het ruiger’ zei een man tijdens mijn veldwerk op een van de uitkijkbankjes. Hij en zijn vrouw zoeken jaarlijks de mooiste fietsroutes in Nederland uit, maar de Maashorst blijft voor hen onovertreffelijk. ‘We kwamen hier 15 jaar geleden ook al, maar onze blik op de Maashorst is wel veranderd. De graslanden zijn veel mooier, het landschap heeft meer ruimte. Het is prachtig.’ Er klinken ook andere stemmen. Een boer uit de buurt vertelde me hoe hij geschrokken is, en nog steeds schrikt, van de veranderingen. ‘Het lijkt wel alsof er een bom is gevallen. Alles staat door elkaar. Het is een grote dierentuin. Ik durf er nog amper in, mijn vrouw al helemaal niet meer.’
Ook Jan en José hebben hun twijfels. Het feit dat de natuurkern al een tijd gesloten is voor publiek zit hen dwars. Openstelling van het gebied beschouwen zij niet als de oplossing. Want wat als mensen hun afstand niet weten te bewaren tot de dieren? Als ze per ongeluk (of expres) de dieren te dicht naderen, en opjagen? Zullen alle toeristen weten hoe ze zich moeten gedragen? Wie draagt er verantwoordelijkheid voor ongelukken? Ook pleiten zij voor de buurtgenoten die uit angst hun ‘achtertuingebied’ tegenwoordig mijden. Mignon beaamt dat de dieren enige onvoorspelbaarheid opleveren. Afstand houden vindt zij evengoed een ingewikkelde zaak, omdat er situaties denkbaar zijn waarbij dat moeilijk is. Toch benadrukt zij dat het plan een kans moet worden gegeven. Zij vindt de wisenten mooi en passend in het landschap. ‘Laat mensen met angst meedoen aan een excursie, laat ze meegaan met een ranger in plaats van langs de zijlijn roepen’ oppert ze. En of het nu eigenlijk een natuurgebied of een recreatiegebied is? Sluit het één het ander uit? De partijen luisteren naar elkaar en bevragen elkaar. Mij bevalt dat er ruimte is voor dialoog.
Ondanks hun verschillende meningen zijn Mignon, Jan en José beslist geen tegenpolen te noemen. Dit zijn mensen met hart voor de Maashorst. Ook tijdens mijn veldwerk was ik onder de indruk van de bezoekersprofielen. In mijn enquête, die ik onder 122 bezoekers af nam, stonden mensen vaak voor mijn neus te rekenen bij de vraag ‘Hoe vaak bezoekt u De Maashorst per jaar?’. ‘Nou, minstens 4 keer per week. Telt meerdere keren per dag ook mee? Dat wordt dan… toch wel zo’n 250 keer, in ieder geval’. 85% zegt eens te zijn met de stelling ‘Ik zie mijzelf als een natuurmens’, waarbij het grootste gedeelte zelfs koos voor ‘heel erg mee eens’. De Maashorst kent veel trouwe bezoekers, ongeacht hun uiteenlopende houdingen ten opzichte van de grazers.
De wisenten hebben we op deze laatste veldwerkdag niet gezien. Ze trokken zich terug in het bos met het pasgeboren kalf. Na enkele uren kwamen we terug in de gezellige woonkamer van Jan en José. Het verhaal van het doorgeknipte slot bij een van de wengebiedpoorten, een aantal weken geleden, bracht ons aan het lachen. ‘Dat is in ieder geval niet de weg’ zei Mignon. Ieder van ons stemde in. Toch hoop ik wel dat ARK, zoals zij ooit eens begonnen is met het ‘onthekken’ van stukken natuur, dit wengebieddraad binnenkort ook weg kan halen. Maar let wel, de voorwaarde is helder: ‘De wisent moet eerst wennen aan de mens’ en, wat sinds het begin van mijn veldwerk steeds meer betekenis heeft gekregen: ‘De mens evengoed aan de wisent’.
Anne Veens, student Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie