Bomen met jasjes in Borgharen
6-04-2016|DOOR
Langs de Maas bij Borgharen ontwikkelt zich spontaan een klein ooibos met onder andere vlier, vlinderstruik, meidoorn, wilde kers en boswilg. Tal van vogels profiteren hiervan. Afgelopen winter heeft een aantal van deze jonge bomen een juten jasje gekregen.

De onbekende couturier heeft er een aardige klus aan gehad om de jasjes met touwtjes en ducttape om de stammetjes te bevestigen. Het lijkt er niet op dat de jasje tegen de winterkou moesten beschermen. Waarschijnlijk moesten ze beschermen tegen wintervraat. Want de konikpaarden en gallowayrunderen knabbelen in de tweede helft van de winter, als de sapstroom weer op gang komt, enorm graag aan de stammetjes en de twijgen. Het mineralenrijke vocht is een welkome aanvulling op het dorre wintermenu.
De vraag is nu natuurlijk: gaan de jonge bomen dood door deze aanvallen van de grote grazers? Sommige bomen wel. Andere bomen niet. Soms sterft alleen het bovengrondse deel af, maar vanuit de grond komen even later toch weer nieuwe gezonde scheuten tevoorschijn. Het wortelstelsel is immers nog in tact. Meestal is het de combinatie van vraat, schuren en omduwen die bomen uiteindelijk de das om doet. Soms dienen woekerplanten zoals haagwinde nog een laatste slag toe. In het voorjaar kunnen ze de jonge scheuten zodanig overwoekeren dat deze niet meer bij het licht komen.
Jasje of geen jasje, het maakt voor de overleving van de boom niet uit. De grazers weten het geliefde sap uit de bast en het levend hout altijd wel te vinden. Ze trekken net zo lang tot ze erbij kunnen komen. Het jasje, de touwtjes en de tape blijven dan als ongewenst afval in het terrein achter.
Is het erg dat er bomen sneuvelen? Helemaal niet. Bij extensieve jaarrondbegrazing houden grazers het landschap half open door een deel van de bomen en struiken te mollen. Welke bomen ze aanpakken en waar deze staan, dat bepalen de grazers zelf. Een halfopen landschap is veel rijker aan soorten dan alléén een gesloten bos of alléén maar een uitgestrekte open vlakte met grasland. Halfopen betekent een mozaïek van beide. Veel soorten planten en dieren voelen zich hierin thuis.
Grote grazers zorgen voor een natuurlijke manier dunning van het bos, zonder motorzaag, herrie en diesellucht. Bovendien: alle aangevreten hout blijft achter in de natuur. Het dode hout is onmisbaar voor paddenstoelen, mossen, insecten en insecteneters. Omgevallen dode boompjes vormen bovendien een prima verstopplek voor allerlei kleine dieren zoals muizen, vogeltjes of padden.
Natuurlijke begrazing kun je eigenlijk zien als een spannend duel tussen planteneters en planten. De een valt aan, de ander verdedigt zich met doorns, stekels, stevige schors, brandharen, bittere stoffen en zelfs gif. Planten zijn dus beslist geen weerloze, passieve slachtoffers! Integendeel. Vraat activeert verdediging. Planten vormen nóg meer stekels, nóg meer bitter- en giftstoffen, of nóg steviger weefsel. Overleven ze de aanval niet, dan is er altijd nog zaad waarmee ze terugkeren. Miljoenen jaren van evolutie hebben er voor gezorgd dat planten en planteneters volledig aan elkaar zijn gewaagd. Als dat niet zo was, dan zouden uiteindelijk beide uitgestorven zijn.
De conclusie is dan ook: als de jasjes bedoeld waren als bescherming tegen vraat, dan kunnen ze snel aan de wilgen worden gehangen.