U bent hier

Blog: wielewaal en zomertortel in het Kempen~Broek

13-07-2016|DOORARK Rewilding Nederland

Ons bezoek aan de Kettingdijk en omgeving van vorige week woensdag smaakte naar meer. Dus bezocht ik voor de derde keer, samen met vogelkijkvriend Henk, op 6 juli dit fraaie wetland voor een ochtendje mooie natuurbeleving.

Roodborsttapuit, foto: hans van de Laar
Roodborsttapuit, foto: hans van de Laar

Toen we om 07:30 ter plekke uit de auto stapten, kwam ons het gezang van meerdere grasmussen, geelgorzen en zwartkoppen al tegemoet. De stemming werd al spoedig verhoogd door de melodieuze zang van twee wielewalen en een zomertortel. Twee vogelsoorten die het in Nederland erg moeilijk hebben en zodoende dus nog maar op enkele plekken kunnen worden waargenomen, laat staan allebei tegelijk! Wielewalen lijken weer een beetje uit het dal op te krabbelen en meestal krijg je ze alleen maar te horen……. Hoe gelukkig waren wij dat we er ook even twee vliegend in beeld kregen. Verschillende groepen grauwe ganzen vielen in het gebied in en later telden we zeker 90 exemplaren op het open water, te midden van een kievit, twee krakeenden, een grote zilverreiger, een tiental blauwe reigers, enkele meerkoeten, wilde eenden en ook nog een dodaars. In de dichte vegetatie zongen diverse kleine karekieten, rietgorzen, roodborsttapuiten en een vijftal sprinkhaanzangers terwijl een negental putters overvlogen. In een plasje zaten waterhoentjes met enkele jongen in het riet en verderop gaven drie boompiepers luid zingend hun territorium aan.

Selfie met phegeavlinder, foto: Hans van de Laar
Selfie met phegeavlinder, foto: Hans van de Laar

Opeens scheerde een blauwe flits rakelings over ons heen… de ijsvogel was even snel weer verdwenen. Een buizerd was aan het jagen en in de verte hoorden we zijn jongen roepen. Ook de torenvalken gaven weer een mooi staaltje van hun jachttechniek maar werden nog eens overtroffen door twee boomvalken die spectaculaire duikvluchten op libellen uitvoerden. Ook leuk was om hier twee kruisbekken te zien overvliegen.

Langs de randen van het pad zagen we ineens een phegeavlinder, en even verder nog een paar en hoe verder we liepen, hoe meer exemplaren we van deze fraaie vlinder rond ons hadden vliegen; bij 85 zijn we maar opgehouden met tellen. Laatste opmerkelijk waarneming was een gewone pad, die een aangetaste snuit had door toedoen van parasieten.

Hans van de Laar